Niemand weet zoveel
over hommels als bioloog Dave Goulson (°1965). Hij droomt er 's nachts
over. Maar de laatste jaren zijn die dromen vaak nachtmerries, want de
hommel dreigt, net als de honingbij, te verdwijnen. 'Als er niets
gebeurt, kan de wereld ons over veertig jaar niet meer voeden.'
Wanneer ik Dave Goulson vraag wat
de knapste hommel is die hij ooit heeft gezien, beginnen zijn ogen te
fonkelen. "Ongetwijfeld Bombus wurflenii," zegt hij. "Het is een
wonderbaarlijk diertje dat in de Europese bergen leeft. Het heeft een
hele dikke vacht en is een specialist in het beroven van bloemen. Het is
een echte inbreker, die in de bodem van de bloemkelk een gat maakt om
bij de nectar te komen. Misschien niet de meest doordeweekse manier om
je kost te verdienen, maar het is wel een bijzonder vernuftige."
Dat Goulson, professor aan de universiteit van Sussex, net die Bombus
heeft uitgekozen, zal wel geen toeval zijn. Speels, sluw en slim, het
zijn eigenschappen die de man en de hommel gemeen lijken te hebben.
"Ieder kind zit met grote ogen naar insecten te kijken", zegt hij. "De
meesten groeien daar uit, maar entomologen niet. Die
insectenonderzoekers blijven hun hele leven een beetje kind. Iedere keer
als ik er met mijn net op uittrek om vlinders en bijen te vangen, vind
ik mezelf een ongelooflijk grote bofkont."
Goulson, elf jaar geleden de oprichter van de Bumblebee Conservation
Trust, schreef tot nu toe drie boeken over hommels, waarvan De vlucht
van de hommel het recentste is. Zo veel woorden over zo'n klein beestje,
denkt u nu misschien, maar er valt dan ook heel wat te vertellen over
deze harige zus van de honingbij. Wereldwijd zijn er zo'n 20.000 soorten
bijen; 250 daarvan zijn hommels.
Dat een hommel er lekker dik en warm uitziet, is geen toeval. Het
diertje leeft in koudere streken op het noordelijk halfrond, tot een
stuk boven de poolcirkel. Via de Zuid-Amerikaanse bergen bereikte het
Patagonië, maar in Afrika zul je tevergeefs naar een hommel zoeken. Daar
is het te heet om te bewegen.
In de vroege lente komen de koninginnen die onder de grond overwinterd
hebben naar boven. Ze zoeken een geschikt plekje en beginnen een nest.
Met het sperma dat ze al vanaf de vorige herfst in hun lichaam
bewaarden, bevruchten ze hun eitjes. Uit die eitjes komen werksters die
het nest proper houden en uitbreiden, voor de nieuwe kleintjes zorgen en
stuifmeel verzamelen.
Op een bepaald moment begint de koningin onbevruchte eitjes te leggen.
Dat worden de darren die tijdens hun leven niet veel anders doen dan
eten, rondhangen en nieuwe koninginnen bevruchten. Deze vliegen op het
einde van de zomer uit, op zoek naar een geschikt plekje om te
overwinteren. De oude koningin sterft dan, samen met de overige 200 tot
250 hommels in het nest.
Trots op een hommelnest
Hommels kruisen bijna nooit een
mensenpad. Ze zijn niet verzot op vlees of zoet, zoals wespen, maar gaan
hun eigen gangetje, van bloem naar bloem. Alleen de vrouwtjes hebben
een angel en die gebruiken ze slechts in een noodgeval. Wanneer u een
hommelnest in de tuin ontdekt, is er dus geen enkele reden om het te
laten verwijderen. Meer zelfs, u zou trots moeten zijn, want het is een
teken dat u ecologisch goed bezig bent.
Dat het slecht gaat met de honingbij weten we al lang. Imkers houden
netjes bij hoeveel korven ze hebben en hoeveel volkeren er ieder jaar
weer uitsterven. Over wilde bijen en hommels weten we veel minder.
Niemand houdt zich daarmee bezig, behalve Goulson en een paar collega's.
"We hebben kaarten waarop staat welke hommels waar voorkomen en daaruit
blijkt dat bepaalde soorten het veel slechter doen dan andere", vertelt
hij. "In Groot-Brittannië zijn bijvoorbeeld drie soorten uitgestorven.
Vier soorten zijn zelfs uit heel Europa verdwenen. Veel andere soorten
zijn zeldzaam geworden of teruggedrongen tot kleinere gebieden waar
inteelt dreigt, en waardoor ook de kans op ziekten toeneemt.
"Een eeuw geleden vond je overal in Europa zo'n twintig soorten hommels.
Nu zijn er dat nog zes of zeven. Onlangs hebben we trouwens de eerste
wereldwijde uitsterving van een hommelsoort meegemaakt, de Bombus
franklini die alleen in Californië en Oregon voorkwam en al elf jaar
niet meer is waargenomen."
Waarom sterft zo'n soort opeens uit?
Dave Goulson: "Zeker weten we het
niet, maar de Vlaming Roland De Jonghe zou wel eens boter op het hoofd
kunnen hebben. Hij ontdekte eind jaren 80 dat hommels bijzonder goede
tomatenbestuivers zijn. Bijen kunnen dat niet. Er moet immers getrild
worden in de bloem van de tomatenplant en dat doet alleen een hommel,
jaarlijks zo'n twee triljoen keer. De Jonghe ging daarop
aardhommelnesten telen voor de verkoop. Een aantal Belgische en
Nederlandse bedrijven sprong op de kar. De Amerikanen zaten daar met
lede ogen naar te kijken, want wat ze ook probeerden, het lukte niet bij
hen.
"Wellicht stuurden ze daarom een paar hommelkoninginnen naar Europa om
ermee te kweken. Die werden hier gevoed met Europese bijenpollen die
besmet waren met typische Europese ziekten. De Amerikaanse hommelnesten
namen die ziekten mee naar huis en besmetten daar Bombus franklini, die
in een paar jaar tijd volledig van de kaart werd geveegd. Tot zover de
legende, want ook al wordt dit verhaal algemeen aanvaard, bewijs is er
niet voor. Ook die ziekte is trouwens nooit gevonden. Bombus franklini
was al uitgestorven toen men pas merkte dat er iets schortte."
Stel dat de honingbij zou uitsterven. Kan de hommel haar plek dan innemen bij het bevruchten van planten?
"Er zijn planten die alleen door
hommels bevrucht worden, zoals de tomaat, maar ik kan niet meteen aan
een plant denken die alleen bijen gebruikt. Misschien zijn er wel een
paar in de tropen waar het simpelweg te warm is voor hommels, maar daar
zijn honderden andere soorten bevruchters, zoals vliegen en vlinders.
"In theorie is het dus best mogelijk dat wilde bijen en hommels de
plaats van de honingbij zouden innemen, alleen zie ik dat nog niet
meteen gebeuren. Als de honingbijen verdwijnen, zullen ook de wilde
bijen het niet halen. Zij worden immers met hetzelfde probleem
geconfronteerd: dat we de wereld onbewoonbaar maken voor hen."
Wat is de grootste bedreiging?
"De mens. Alle problemen die
bijen hebben, zijn door ons gecreëerd. En er zijn er veel. Het eerste is
het ongewild verspreiden van ziekten en parasieten. De bekende
varroamijt kwam oorspronkelijk alleen in Azië voor, nu overal ter
wereld. Gelukkig is ze vandaag alleen een gevaar voor honingbijen en
niet voor wilde. De Aziatische bijendiarree die een paar jaar geleden
voor het eerst opdook in Europa is dat echter wel. Wellicht geraakte die
hier door mensen die bijen vervoerden.
"Hoe we het platteland veranderd hebben, is een nog groter probleem.
Wilde bloemen zijn er bijna niet meer doordat onze landbouw overgegaan
is op monoculturen en er herbiciden ontwikkeld zijn die velden
vrijhouden van alle onkruid. In Californië wordt 80 procent van alle
amandelen gekweekt, goed voor 300.000 hectare amandelbomen. Om die te
bevruchten worden jaarlijks 1,7 miljoen bijenkassen op transport gezet
naar daar. Daarna gaan ze naar andere velden in de VS, om andere
gewassen te bevruchten. Sommige kassen reizen wel 20.000 kilometer per
jaar. En dat allemaal omdat er ter plekke geen natuurlijke bestuivers
meer zijn.
"En dan zijn er nog de pesticiden. Tot in de jaren 40 gebruikten boeren
geen chemische middelen. Vandaag wordt een tarweveld jaarlijks met wel
twintig pesticiden behandeld, een appelboomgaard met veertig. Sommige
daarvan zijn extreem toxisch voor bijen, zoals de befaamde
neonicotinoïden.
"Wanneer je naar de voedselvoorraad in een bijen- of hommelnest kijkt,
zie je dat die vervuild is door pesticiden, zeker in de buurt van
landbouwbedrijven. De honing in een gemiddeld bijennest bevat vijftien
verschillende pesticiden. De kleine bijtjes worden grootgebracht op die
cocktail. Alvorens een pesticide in Europa verkocht mag worden, wordt
het op een aantal dieren getest, waaronder de honingbij. Men steekt zo'n
bij 48 uur samen met die chemische stof in een proefbuis en als de bij
er geen last van heeft, mag het product verkocht worden. In de natuur
gebeurt echter iets heel anders. Daar wordt de bij haar hele leven lang
blootgesteld aan een cocktail van pesticiden. Wat daar de gevolgen van
zijn, wordt niet onderzocht."
Moeten we naar een andere landbouw?
"De Europese landbouwpolitiek is
opgezet in de jaren 50, met de honger van de oorlogsjaren in het
achterhoofd. Er diende zo veel mogelijk voedsel verbouwd te worden op zo
weinig mogelijk grond. We zijn nu zestig jaar verder en we leven in een
andere wereld. Alleen heeft de EU dat nog niet echt door. Vandaag gaat
het overgrote deel van de landbouwsubsidies naar industriële landbouw.
"Er zijn ook toelagen voor boeren die het anders willen aanpakken en de
biodiversiteit willen bevorderen, maar die stellen niet veel voor. Hoe
groter je boerderij, hoe meer geld je krijgt, is de huidige filosofie.
Ik zie daar de logica niet van in. Waarom zouden wij het meeste
belastinggeld moeten geven aan de rijkste boeren die hun duizenden
hectaren onderdompelen in de pesticiden? Dat is toch de omgekeerde
wereld? Het zijn de kleine boeren die duurzaam, organisch en lokaal
willen werken die juist onze steun verdienen. Het is dus helemaal niet
moeilijk om de Europese landbouw te veranderen. Daartoe moet je alleen
een ander subsidiebeleid voeren."
Terug naar de keuterboer dus?
"Er is sluitend bewijs dat
kleinere boerderijen minder pesticiden gebruiken, het aantal wilde
dieren laten toenemen en ook nog eens productiever kunnen zijn dan de
industriële landbouw.
"Een paar jaar geleden is daar in Groot-Brittannië interessant onderzoek
naar gedaan. Er is gekeken naar de twee uitersten, mensen die een klein
stukje grond bewerkten en daar heel veel verschillende groenten
kweekten, en grote industriële monocultuurbedrijven. Zo'n klein perceel
bleek veel arbeidsintensiever te zijn, maar het kon tot wel elf keer
zoveel voedsel opbrengen. Als we de groeiende wereldbevolking willen
blijven voeden, moeten we die weg dus inslaan en dat soort kleine
initiatieven subsidiëren. Als we verder doen zoals we nu bezig zijn,
leven we over veertig jaar in een steriele wereld die ons niet langer
kan voeden. Je moet echt geen genie zijn om dat te zien."
Waarom zien onze politici dat dan niet?
"Omdat de grote landbouwbedrijven
hun belangen willen veiligstellen en op hen inpraten, maar ook omdat er
zo weinig politici zijn met een wetenschappelijke interesse. Het zijn
bijna allemaal juristen of economen. Van de 650 Britse parlementsleden
hebben er welgeteld twee een diploma in de exacte wetenschappen.
"Een recente studie heeft aangetoond dat wanneer boeren 8 procent van
hun land overlaten aan de natuur en er wilde grassen en bloemen laten
groeien, zij veel minder pesticiden moeten gebruiken, de dieren
terugkomen en de opbrengsten zelfs groter worden. Iedereen zou er dus
bij winnen, met uitzondering van de producenten van pesticiden wellicht,
maar toch gaan politici daar niet op in.
"Hoe wereldvreemd onze politici wel zijn, ervoer ik twee jaar geleden
toen ik door Friends of the Earth uitgenodigd werd om in het Britse
parlement te spreken over landbouw, pesticiden en bijen. Tachtig
parlementsleden hadden zich ingeschreven en dat vond ik lang niet
slecht. Nu kan ik werkelijk iets betekenen, dacht ik. Toen ik die dag
aankwam was er veel volk. Iedereen wilde zijn foto laten nemen voor het
'Save the Bee'-spandoek dat achteraan in de zaal stond. Toen dat
fotomoment voorbij was en ik aan mijn voordracht begon, liep de zaal
echter leeg. Van de tachtig stoelen waren er amper een handvol bezet.
"Politici hebben bijzonder weinig interesse in deze zaken. Tijdens de
verkiezingen van vorige week ging het alleen maar over brexit, economie,
immigratie en sociale uitkeringen, maar ze vergeten daarbij dat onze
economie voor een groot stuk van bijen en hommels afhankelijk is."
Gelukkig zijn de steden er nog, waar steeds meer aan stadslandbouw wordt gedaan, waar dieren weer een plaats krijgen en wilde grassen opschieten in voorheen met herbiciden bewerkte perkjes.
"Zo is het inderdaad. Ons
platteland is ecologisch praktisch dood, ook al lijkt dit niet zo
wanneer je er met de auto of trein doorheen rijdt. In parkjes en tuinen
is de diversiteit groter. Er staan veel meer bloemen en er leven veel
meer insecten en vogels.
"Daar zijn proeven mee gedaan. Neem twee hommelnesten, begraaf de ene in
een tuin en de andere in de buurt van een veld. De eerste zal floreren,
terwijl de tweede in het beste geval overleeft. De qua biodiversiteit
rijkste gronden van Groot-Brittannië liggen in de rand rond Londen. Het
zijn twintig jaar geleden verlaten industrieterreinen waar de natuur de
kans gekregen heeft om terug te komen. En dat heeft ze ook gedaan. Ik
vind dat goed nieuws, ook al krijg je dan mensen die klagen over de
verloedering van onze omgeving, omdat het gras in de parkjes niet meer
netjes gemaaid wordt." (lacht)
Stadsplanners kunnen een nieuwe wijk dus beter in landbouwgebied intekenen dan op een voormalig bedrijventerrein?
"Het kan controversieel klinken,
maar vanuit ecologisch standpunt is dat volkomen waar. De politiek zal
er natuurlijk anders tegenaan kijken omdat landbouwgrond heilig is, maar
die is tezelfdertijd ook helemaal dood. Een nieuwe wijk bouwen op de
plaats waar vroeger een tarweveld lag, zal de biodiversiteit enorm
verrijken. Ik begrijp wel dat mensen zich daar tegen verzetten, maar
wetenschappelijk gezien hebben ze geen poot om op te staan."
Hoe staat u dan tegenover het idee dat we de natuur moeten herwilderen en dus toppredatoren als wolven en lynxen moeten terughalen?
"Ik vind dat wel aantrekkelijk,
omdat het niet betekent dat we teruggaan naar een bepaalde tijd of naar
een bepaald landschap, maar dat we de natuur haar gang laten gaan.
"Er is geen doel waar naartoe gewerkt wordt. Het is niet zoiets als het
beschermen van de heide, waar enorm veel werk in kruipt. Als niet alle
kleine boompjes verwijderd zouden worden, zou die heide binnen de
kortste keren immers veranderen in een bos.
"Nee, het idee is dat je niets aanstuurt en kijkt wat ervan komt.
Misschien wordt het mooi, misschien een mislukking. Dat zien we dan wel.
Ik zeg niet dat we de heide moeten laten verloederen, absoluut niet,
want dat zou alles maar tot een biologische verarming leiden. Wat ik wel
beweer, is dat misschien ieder land een stukje van zijn grondgebied
weer aan de natuur zou moeten schenken, gewoon als experiment, gedurende
een paar eeuwen."
Zou dat ook de redding zijn voor hommels en bijen?
"Men heeft berekend dat het
opzetten en onderhouden van een wereldwijd netwerk van beschermde
gebieden waarin alle bedreigde vogels zouden worden opgevangen 76
miljard dollar per jaar zou kosten. Gigantisch, zegt u nu misschien,
maar dat is slechts een vijfde van de omzet van de frisdrankindustrie en
de helft van wat de investeringsbankiers op Wall Street jaarlijks in
bonussen uitgekeerd krijgen. Haalbaar dus.
"In die gebieden zouden natuurlijk niet alleen die vogels een onderkomen
vinden. Zij zouden wellicht zowat alle bedreigde dier- en
plantensoorten bevatten, en dus ook alle wilde bijen en hommels. Gewoon
één cola op vijf laten staan, zo eenvoudig is het."
Bron: De Morgen 14/06/2017
Bron: De Morgen 14/06/2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten